Laat ons beginnen met een verduidelijking en het intrappen van een open deur. Eén. De verduidelijking. Wij haten de auto niet. Ook bij JONGCD&V zitten fans van Top Gear en mensen die graag met hun auto een toertje doen. Zo. Kwestie dat de rest van dit stukje niet wordt afgedaan als gewauwel van groene jongens. Twee. De open deur. Ja, de auto heeft ook een plek in de stad van de 21ste eeuw. Daar bestaat geen twijfel over. De vraag is echter welke plek.
En op die vraag geeft het mobiliteitsplan dat de bevoegde Antwerpse schepen Koen Kennis (N-VA) donderdag presenteerde de foute antwoorden. Verouderde antwoorden. Antwoorden ook die geen duidelijke keuze inhouden. Sta ons toe dat ‘komiek’ te vinden vanwege een partij die pretendeert een patent op ‘duidelijkheid’ te hebben.
Vooral het verlaten van het STOP-principe als algemene richtlijn springt in het oog en stuit tegen de borst. Uit het perscommuniqué: “We passen het STOP-principe niet meer toe in de hele stad. Op ongeveer één op de tien stadswegen geven we de auto en het openbaar vervoer duidelijk prioriteit.” En over de woonwijken: “In stadsstraten staat de woonkwaliteit centraal. Deze gebieden worden zone 30’s waar we op een oordeelkundige manier het STOP-principe toepassen. Oordeelkundig betekent dat de hoofdstraten binnen deze gebieden een verkeersfunctie weten te behouden.”
Het STOP-principe is een uitvinding van CD&V en een richtlijn bij de inrichting van publieke ruimte en de organisatie van mobiliteit. Eerst wordt gekeken naar Stappers, dan naar Trappers, dan naar Openbaar vervoer en tot slot naar Persoonlijk gemotoriseerd vervoer. Bij uitstek in een levendige en drukke stad is de toepassing van STOP een kwestie van gezond verstand. Als zelfs in woonwijken niet in alle gevallen voorrang wordt gegeven aan voetgangers en fietsers. Als fietspaden op grote assen enkel nog worden aangelegd “indien daar ruimte voor is”. Als je wijkcirculatieplannen afschaft (Kennis: “Wijkcirculatieplannen behoren tot het verleden.” Dit is overigens in strijd met het bestuursakkoord, punt 148). Welk signaal geef je dan als overheid?
Tot spijt van wie het benijdt en tot spijt van Koen Kennis: de stad van de 21ste eeuw is niet de stad van de 20ste eeuw. Het is niet de stad van de auto. De stad van morgen is aan voetgangers, fietsers en openbaar vervoer. Voor bewoners zijn binnen de stadsgrenzen fiets of openbaar vervoer de transportmiddelen bij uitstek. Voor bezoekers is overstappen op openbaar vervoer of stadsfietsen aan de rand, op bv. Park and Rides, het doel. Uitzonderingen zijn er altijd. De auto zal altijd rondrijden in de stad. Maar het is er niet langer het geprefereerde transportmiddel.
Het mobiliteitsplan eet van vele walletjes. Een beetje openbaar vervoer, een beetje fiets, een beetje auto. En maakt op die manier geen enkele keuze. Moedige keuzes inzake mobiliteit dringen zich nochtans op. De Stad Antwerpen heeft de verdomde plicht het goede voorbeeld te geven. Het past niet te wijzen naar andere overheden en te klagen dat bijvoorbeeld te weinig geïnvesteerd wordt in het stedelijk openbaar vervoer, dat als Calimerohoedje te gebruiken, en vervolgens zelf het foute voorbeeld te geven. Maak een duidelijke keuze voor een modern mobiliteitsplan!
Graag wordt verwezen naar Duitsland en de Scandinavische landen als gidslanden. Wel: als er nu één domein is waar we kunnen leren van steden als Kopenhagen en Hamburg – een grote havenstad (!) die resoluut koos voor ‘groen’ en ‘autoluw’– is het wel op het vlak van mobiliteit. Je verplaatsen met fiets en openbaar vervoer is er een mentaliteit, een state of mind. En wat zie je? De mobiliteitsknoop werd er ontward én de levenskwaliteit nam toe. Oh ja: de winkels aan 9th Avenue in New York zagen hun omzet met zowat vijftig percent stijgen toen er een fietspad voor hun deur kwam. Voor weer een klassiek non-argument van stal wordt gehaald.
Ja, de burger mag van de overheid verwachten dat die investeert in weginfrastructuur en maatregelen neemt om het fileleed te beperken en de veiligheid te verhogen. Maar een groot deel van de oplossing voor het Antwerpse mobiliteitsprobleem zit in een mentaliteitswijziging bij ons allemaal. In bewust nadenken over waar, wanneer en hoe we ons verplaatsen. De overheid moet dat stimuleren met de juiste incentives. Wij hebben onze mentaliteitsswitch al even gemaakt. Wanneer volgt de schepen? De mobiliteitsblik moet naar de toekomst gericht, niet naar een verleden dat nooit meer terugkomt.